februari 1999 (EOOS magazine jaargang 98-99 nr. 4)
Op de perma, de avond-uren van Gerard.
Het was nog steeds Dinsdag. Susan Vega speelde een liedje op de nagelnieuwe radio. Gerard herinnerde zich nog goed hoe de vermolmde deur achter zich dichtsloeg, wat logisch was aangezien het nog maar net was gebeurd. Zijn geest kraakte in al zijn geledingen en kronkels bij het verwerken van wat hij zag; sensorische data waar Gerard niet meteen blijf mee wist. Niet dat er zich zulke ongelooflijke taferelen afspeelden op zijn netvlies of dat er een loopje werd genomen met de heersende natuurwetten, neen, Gerard was gewoon nog nooit in Ontario geweest. Zo moest Champlain zich gevoeld hebben toen hij in 1615 Ontario ontdekte op last van de Fransen, dacht hij nog bij zichzelf. Niet dat hij zulke dingen wist maar er waren die dag al zoveel vreemde dingen gebeurd dat hij niet meteen versteld stond van de encyclopedische kennis die zich nu aan hem opdrong. Het overweldigende besef welde in hem op dat vier van de vijf grote Amerikaanse meren zich hier in Ontario bevonden. Het Bovenmeer, het Huronmeer, het Eriemeer, het Ontariomeer, Lake of the Woods, Rainy Lake, het Saint Clair, ze waren er allemaal. Hij zag er nu de poetische rechtvaardigheid van in, maar alleen hij. Er was trouwens niemand om te delen in die ironie, hij was moederziel alleen. Ottawa, Hamilton, Saint Catharines, het waren allemaal dodensteden en geen levende ziel behuisde hun contouren.
Gerard zakte door de knieen en stootte zijn gebalde wisten in het mos dat aan de rand van het Ontario Meer doordrongen was van het brakke water dat er al sinds eeuwen geleidelijk in- en uitvloeide. Hij snoof de zilte lucht op om te schreeuwen maar hield zich in. Een erfelijke angst voor sneeuwlawines hield hem tegen. De afwezigheid van ook maar een molshoop in de verste verten maakte die angst er niet minder reel op. Deze fobie was zo’n honderd jaar geleden de familie ingeslopen via zijn overgrootvader aan moeders kant Claus Badenbaden die in zijn tijd een skilift uitbaatte in Wurtenberg. Een fris briesje kwam opzetten. Gerard ging op zijn benen staan en voelde zijn nochtans erg korte haren wapperen, nog meer in de wind dan gewoonlijk. Met opgeheven tronie begon hij in willekeurige richting te stappen. Het was al voorbij middernacht maar dankzij het tijdsverschil bleef het nog wel een tijdje licht. Desalniettemin doemde er een nachtelijke mist op vanuit het meer die het omliggende landschap voorzag van een ragfijn waas van mysterie.
De zompige ondergrond tekende Gerard’s voetsporen af in een cirkelende beweging rondom het meer. Af en toe keek-ie op naar de ovale maan om zich te vergewissen van de richting. Gerard was er de man niet naar om zich uit zijn lood te laten slaan door het ovaal zijn van die maan; “vorm is niet belangrijk, het is de inhoud die telt” maakte hij zichzelf wijs, hiermee de waanzin afwerend die zich bij de volle aanvaarding van dit markante feit zou aandienen. Gerard speurde het zodiak af op zoek naar andere herkenningspunten die geen give-or-take interpretatie waren van de dingen die hij sinds jaar en dag wist.
Een helwitte lichtflits kleurde de horizon en ging vergezeld van een ietwat amateuristisch gerommel dat moest doorgaan voor een zware explosie. De watervogels in het riet waren blijkbaar beter gewoon en gingen onverstoord verder met het plukken en schikken van veren, het herstellen van nesten en het leggen van eieren. Slechts enkelen hadden enigszins geiriteerd opgekeken wanneer Gerard voorbij slenterde, op zijn eigen komieke manier afgeremd door het verzadigde mos aan de waterkant. Ongeveer vijf minuten na de ontploffing vulde de lucht zich met een vreemd, onaards gezoem dat terwille van de stijgende spanningslijn toenam in volume en intensiteit. Vanuit het niets kwam een glimmende metaalkleurige bol aangedreven en bleef zo’n drie meter boven zijn hoofd stil hangen. Het gezoem stierf weg.
Een blauwachtige trilling van de lucht golfde vanuit de bol naar beneden in de vorm van een afgeknotte kegel waarvan Gerard onmogelijk het volume had kunnen berekenen. Zijn hoofd stond er op dat moment niet naar. Gerard’s eigen morfogenetische veld werd zichtbaar en dwarrelde als een hoop debiele sneeuwvlokjes naar boven. Een zwart trapeziumvormig oppervlak aan de onderkant van de bol magnetiseerde de kleine energiepakketjes en sloot zich nadat het laatste stukje informatie was opgeslagen. Alles wat Gerard was en wist was deel geworden van het vreemde tuig.
Doorheen de facet-vormige cameraatjes zag Gerard hoe het mos en het meer onder hem weg deemsterden en hoe langzaam alle meren en tenslotte ook de oceanen zichtbaar werden.
Eenmaal buiten de dampkring nam de snelheid van de bol toe om dan rakelings langs de maan het zonnestelsel te verlaten. De maan had terug zijn vertrouwde vorm aangenomen en Gerard besefte dat een atmosferische storing de oorzaak was geweest van zijn eenmalige illusie. Talloze verlaten en half-afgewerkte tuigen hingen desolaat boven het onverlichte deel van de maan waar enkele grote antennes het traject van de bol uitstippelden vlak voordat het ding wegschoot. Einstein had er flink naast gezeten met zijn stelling dat niets de lichtsnelheid kon overtreffen. Als een foto die te lang belicht is schoten sterren en supernovae voorbij om heel even bij de Andromeda-nevel te pauzeren voor een kop koffie en twee boterhammen met kaas en er daarna weer als een gek vandoor te gaan. De glimmend-grijze bol, die tijdens de reis systematisch alle kleuren van het spectrum doorlopen had, hield tenslotte stil bij een niet bijster opvallend heldere ster van de Pleiaden.
Drie van de acht aanwezige planeten beschreven een min of meer elliptische baan rond deze zon. De anderen waren toevallige voorbijgangers, verstoten overblijfselen van de big bang, ingevangen door een gretig zwaartekrachtsveld. De bol koos de middelste van de elliptische planeten uit en gierde omlaag naar het enige supercontinent dat uitrees boven de kolkende superoceaan.
Een lichtflits verscheen aan de horizon waarna een gekunsteld gerommel uit deinde over de aangrenzende gebieden. Een ruw behouwen man fronste de wenkbrauwen en maande zijn lastdier aan tot spoed om voor het onweer in het dorp te zijn. In de verte kon hij de rook al zien die omhoog kringelde uit een van de schoorstenen…
To be continued…